Posts

Posts uit maart, 2016 tonen

Verkleinwoorden

Afbeelding
Uitleg over verkleinwoorden wordt gegeven op: verkleinwoorden uitleg of via onderstaand filmpje: Oefen je kennis op : http://www.jufmelis.nl/spelling/verkleinwoorden/verkleinwoorden-1  

Bijvoeglijke naamwoorden en het liggend streepje!

Het bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. (Bijvoeglijk naamwoorden staan vaak voor een zelfstandig naamwoord).  Als het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord staat, krijgt het in veel gevallen een -e op het einde. Hiervoor gelden de volgende regels: Bij de, die of deze: -e Bij het, dat of dit: -e Bij een: wel -e wanneer het zelfstandig naamwoord een de-woord is, maar geen -e als het een het-woord is.   Voorbeelden: een leuk boek, het leuke boek een rode roos, de rode roos de lekkere melk die aardige kinderen dat lieve meisje, een lief meisje die aardige jongen, de aardige jongen Het maakt niet uit of het zelfstandig naamwoord enkelvoud of meervoud is, je schrijft het bijvoeglijk naamwoord meestal met een -e op het eind.   Bijvoeglijke naamwoorden die aangeven van wat voor materiaal iets is gemaak

Filmpjes met uitleg en oefeningen

Hieronder zie je een paar linken naar filmpjes waarin uitleg wordt gegeven over spelling. Het filmpje wordt een paar keer stopgezet en dan wordt er aan de rechterkant een of meerderde vragen over de uitleg gesteld. Oefening Spelling deel 4 Oefening Hun hebben me broer gekusd Goed geluisterd?? Oefen dan op: http://flipquiz.me/review/77500  je spellingsvaardigheden.  Of speel Cram om je werkwoordspelling te oefenen. http://www.cram.com/flashcards/games/jewel/nederlands-werkwoordspelling-6842925

Oefening Taalverzorging

Afbeelding
Oefening taalverzorging Wat is er fout in de volgende zinnen? Wijs het aan en verbeter de fout. 1.      De helft van de studenten zien geen fout in deze zin. 2.      Op die partij zou ik niet op stemmen. 3.      Wil jij dat nog even nachecken? 4.      Hij maakt nooit geen huiswerk. 5.      De media besteedt veel aandacht aan de situatie. 6.      Het meisje die ons hielp, vergat de koffie te brengen. 7.      Ik houd van frisdranken, zoals bijvoorbeeld cola, cassis en sinas. 8.      De politie wil met deze campagne voorkomen dat er niet meer wordt ingebroken. 9.      Bij de halte gekomen, was de bus vertrokken.   Wat is goed geschreven? Opstakels Obstakels U nadert een voorrangsweg. U nadert een voorangsweg. Hij heeft een verassing voor haar. Hij heeft een verrassing voor haar. 67 Personen werden geĆ«vacueerd. 67 personen werden geĆ«vacueerd. abonnement abbonement vooraad voorraad

Lastige woordkwesties

Lastige woordkwesties 1. Het is aan die luie bouwvakkers (...) dat het dak nog steeds niet gerepareerd is. A.    ◾   te danken B.    ◾   te wijten 2. Die jongen is (...) vergeten dat hij iets moest inleveren. Ik heb zijn werk in ieder geval nog niet gezien. A.    ◾   schijnbaar B.    ◾   blijkbaar 3. (...) Marieke die hulpwerkwoorden niet uit die ingewikkelde zin halen? A.    ◾   Ken B.    ◾   Kan   4. Je moeder (...) prima als assistent-bedrijfsleidster bij Ikea. A.    ◾   fungeert B.    ◾   functioneert   5. Je moet dat rijtje Engelse woordjes wel (...)! A.    ◾   kennen B.    ◾   kunnen 6. De kast ziet er netjes uit! Mijn buurman kan (...) erg goed timmeren! A.    ◾   schijnbaar B.    ◾   blijkbaar 7. Heeft Paul die kaarten nog niet aan (...) gegeven? A.    ◾   hun B.    ◾   hen 8. Dat je gevallen bent, is (...) aan die belachelijk hoge hakken! A.    ◾   te danken B.    ◾   te wijten 9. (...) optreden was erg geslaagd. A.    ◾   hun B.  

Oefeningen van Beter Spellen.nl

Oefeningen van Beter Spellen.nl 1. ........   hoeveel knikkers in de pot zitten. o    Raad o    Raai o    Raadt 2. Zij draagt een ........   sjaal. o    zijden o    zije o    zijde o    zijen   3. In juli gaan we vaak met ons ........   op de rivier spelen. o    kanotje o    kanootje o    kano'tje   4. Het is niet de bedoeling dat ........   kinderen door de winkel rennen. o    u o    Uw o    U o    uw   5. ........   schroeven krijg je met cola weer los. o    Vastgeroeste o    Vastgeroestte   6. Op het feest kun je ook ........   worden. o    gesminkt o    geschminckt o    geschminkt o    gesminckt     7. De hulpverleners staan op goed zichtbare ........ . o    positie's o    posities   8. Bekijk je eigen werk nog eens ........ , voordat je het inlevert. o    critisch o    kritisch o    crytisch   9. De kok ging aan de slag en ........   een heerlijke maaltijd. o    bereidde